maandag 22 september 2014

RALFI: wanneer wel en wanneer niet?


Veel gebruikt
Op een basisschool vertelde een leerkracht laatst dat in groep 7 en 8 met zwakke lezers nog steeds RALFI wordt uitgevoerd en dat de leerlingen dat zo saai vinden. Ook van studenten horen we regelmatig dat RALFI en soms zelfs Connect Vloeiend Lezen tot in de bovenbouw wordt ingezet.
RALFI (Repeated, Assisted, Level, Feedback, Interaction) is een leesmethodiek voor zwakke lezers die gebaseerd is op herhaald lezen. Deze methodiek werd in 2002 ontworpen door Anneke Smits op basis van de Amerikaanse FORI aanpak voor groep 4 (Stahl, Heubach, & Cramond, 1997). De RALFI aanpak werd heel populair. Dat kan worden verklaard doordat het om een goed onderbouwde en relatief eenvoudige methodiek gaat die met leeftijdsadequate interessante boeken wordt uitgevoerd. Voor negenjarige kinderen die eindeloos zinnetjes als 'de mus vist met de pen' hebben gelezen, is het natuurlijk heerlijk wanneer ze eindelijk óók Roald Dahl, Paul van Loon of Jacques Vriens kunnen lezen. Bovendien kunnen  kinderen zelf de boeken kiezen, wat een motiverend effect heeft. Ook merken we dat RALFI aanslaat op orthodox-christelijke scholen die vaak niet met teksten uit de methode uit de voeten kunnen.

Wat is RALFI?
RALFI is gericht op het leren vloeiend lezen en op het verhogen van het leesniveau. Met behulp van RALFI wordt de leeservaring uitgebreid van zeer zwakke lezers. Om dit mogelijk te maken wordt een stapsgewijs programma gevolgd waarin ondersteund en herhaald lezen centraal staan (zie Smits en Braams, 2006). Er wordt gewerkt met motiverende stukken tekst. Deze tekstgedeelten komen bij voorkeur uit goede kinderboeken (fictie) waarin gedurende meerdere weken een aantal passages worden geoefend en waarvan de overige bladzijden worden voorgelezen of beluisterd in een luisterboek. We vermoeden momenteel dat juist de combinatie luisterboek-RALFI (met passages uit datzelfde boek) gunstig is voor de vloeiendheidsontwikkeling.  Leesplezier en interactie over de tekst zijn heel belangrijk binnen RALFI. RALFI wordt vier tot vijf dagen per week uitgevoerd met een groepje kinderen gedurende ongeveer 20-30 minuten per keer. Zo doen zwakke lezers succeservaringen op en verbetert de snelheid waarmee woorden uit het geheugen worden opgeroepen.

Overigens is het zeker niet zo dat -zoals op www.ralfilezen.nl te lezen is- een tekst per se informatief moet zijn. Het gebruik van goede kinderboeken (fictie) heeft juist grote voordelen ten aanzien van zowel leesmotivatie als leesvloeiendheid.

Tot AVI-E4
RALFI is een methodiek voor een kleine groep kinderen bij wie het leren lezen ernstig stagneert. Dat wil zeggen dat RALFI kan worden ingezet bij stagnerende lezers met een leesniveau tot AVI-E4 of tot het moment dat een stilleestempo van ongeveer 100 woorden per minuut is bereikt.
Zodra deze doelen behaald zijn, ontwikkelt het lezen zich verder door dagelijks met plezier te lezen in zelf gekozen boeken. Het is van groot belang voor alle leerlingen vanaf groep 4 dat op school dagelijks minstens 30-35 minuten per dag besteed wordt aan lezen (hardop of stil naargelang het stadium in de leesontwikkeling). De ondersteuning van de leerkracht richt zich tijdens stillezen vooral op de leesmotivatie en de ondersteuning van de boekkeuze. Om het lezen afwisselend te houden, kan het stillezen een paar keer per jaar worden afgewisseld met leesvormen gericht op voordrachtslezen, zoals theaterlezen (zie voor meer informatie: http://www.leesletters.nl/Theaterlezen/Over-theaterlezen ).

Het is beslist niet de bedoeling dat RALFI wordt ingezet bij kinderen die boven AVI-E4 lezen. Het herhaald lezen wordt dan veel te saai en de leesmotivatie verdwijnt. Als vuistregel kan gehanteerd worden: als leerlingen RALFI saai vinden, hebben zij het niet nodig!
Daarnaast is RALFI een aanvulling op het dagelijks lezen en wordt het niet uitgevoerd in plaats daarvan. Voor stagnerende lezers die nog niet op E4 presteren gaat het daarbij om dagelijks ondersteund hardop lezen (duolezen, tutorlezen). Ook kunnen RALFI leerlingen tijdens de dagelijkse leestijd verder luisteren in hun RALFI boek als zij dat graag willen.

En als het stillezen niet lukt?
Sommige leerlingen beheersen AVI-E4, maar komen toch niet goed tot stillezen. Misschien kunnen ze zich niet goed concentreren op de tekst of worden ze afgeleid door hun omgeving. Misschien zijn ze taalzwak of anderstalig. Het is dan altijd eerst zaak te proberen ze binnen de stilleestijd toch te motiveren (bijvoorbeeld door fluisterend een stukje uit de tekst voor te lezen en door te helpen bij het kiezen van een boek). Als dat niet lukt, kan RALFI-light worden ingezet. Het doel van RALFI-light is anders dan dat van RALFI. Naast het ondersteunen van het vloeiend lezen is het bij RALFI-light vooral de bedoeling dat kinderen gemotiveerd starten in een boek. RALFI-light wordt minimaal drie maal in de week 20 minuten per dag uitgevoerd met een boek dat kinderen daarna graag verder willen lezen. De aanpak is hetzelfde als bij RALFI. Er is aandacht voor voorlezen, nalezen en praten over de tekst. Het grote verschil is dat teksten bij RALFI-light niet worden herhaald. Iedere dag staat een nieuw stuk van het boek dat wordt gelezen centraal. Leerlingen die moeite hebben met stillezen kunnen overigens ook geholpen worden met luisterboeken. Als zij een tijdje alleen maar geluisterd hebben, gaan zij luisteren en simultaan stil voor zichzelf meelezen.  Van daaruit kan het zelfstandig stillezen zich dan ontwikkelen.      

Informatie?
De handleiding van RALFI is te vinden in het boek Dyslectische kinderen leren lezen van Anneke Smits en Tom BraamsUitgeverij Boom (2006). De RALFI handleidingen die op internet te vinden zijn, zijn inmiddels enigszins verouderd en bevatten niet altijd meer juiste informatie.

Veel informatie over goed leesonderwijs en over het gebruik van RALFI en RALFI Light is te vinden in Houtveen, Brokamp en Smits (2012). Lezen, lezen, lezen! Achtergrond en evaluatie van het LeesInterventie-project voor Scholen met een Totaalaanpak (LIST). Utrecht: Hogeschool Utrecht. Te bestellen via list.fe@hu.nl

Publicaties die het ondersteund lezen op frustratie-niveau onderbouwen:
http://www.reading.org/reading-today/post/rty/2014/09/02/building-up-to-frustration-level-text

Publicaties die het herhaald lezen onderbouwen:
Chard, D. J., Vaughn, S., & Tyler, B. J. (2002). A synthesis of research on effective interventions for building reading fluency with elementary students with learning disabilities. Journal of Learning Disabilities, 35(5), 386–406.
Houtveen, A.A.M., Smits, A.E.H., Koekebacker, E.A. & Kuijpers, J.M. (2006). Vlot lezen in het speciaal basisonderwijs. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 45(7/8), 339-353.
Houtveen, A.A.M., van de Grift, W. J. C. M., & Brokamp, S. K. (2013). Fluent reading in special primary education. School Effectiveness and School Improvement, 1–15. 
National Reading Panel (2000). Teaching Children to Read: an evidence based assessment of the scientific reseach literature on reading and its implications for reading instruction. Bethesda, MD: National Institute of Child Health and Human Development.
Stahl, S. A.,, Heubach, K.M., & Cramond, B. (1997). Fluency-Oriented Reading Instruction, Reading Research. Report no 79. College Park: National Reading Research Center.
Stahl, S. A., & Heubach, K. M. (2005). Fluency-oriented reading instruction. Journal of Literacy Research, 37(1), 25-60.
Therrien, W. J. (2004). Fluency and Comprehension Gains as a Result of Repeated Reading. Remedial and Special Education, 25(4), 252–261.