Windesheim

Windesheim

woensdag 28 november 2012

Zwakke lezers en methodes voor voortgezet lezen

Leerlingen met (dyslectische) problemen in het voortgezet lezen hebben onderwijsbehoeften die niet zo veel afwijken van die van goede lezers. Je kunt alleen zeggen dat het er allemaal veel meer op aan komt bij het leesonderwijs. Om zwakke lezers vloeiend te leren lezen is het volgende nodig:

Leeskilometers
  • minimaal 1 boek geëngageerd uitlezen per 2 weken
  • dit vergt tijd voor lezen; meestal vergt het meer tijd voor zwakke lezers dan voor goede lezers
Boekenaanbod
  • boeken staan centraal in de leesontwikkeling van zwakke lezers, losse teksten zijn minder effectief, losse woorden oefenen heeft in deze fase geen meerwaarde voor de leesontwikkeling. 
  • rijke en gevarieerde klassenbibliotheek (minstens 7 boeken per leerling) waaruit de kinderen zelf kiezen
  • de boeken bevatten zo veel mogelijk  vloeiend geformuleerde authentieke tekst
  • serieboeken en boeken van veelschrijvers; in deze boeken komt de typerende woordenschat van de schrijver vaak genoeg terug in licht wisselende contexten waardoor automatisering mogelijk wordt 
  • de leerlingen kiezen zelf welke boeken zij lezen
Leerkrachtgedrag
  • via voorlezen/ nalezen ondersteunen bij het lezen van tekst die in technisch opzicht nog te moeilijk is
  • indien nodig ondersteuning bij de boekkeuze, zodat kinderen werkelijk op grond van hun interesse kiezen
  • zorgvuldige observatie en monitoring van het lezen en van de gelezen boeken (niveau, formulering en waardering door de leerling)
  • in de klas dagelijks voorlezen
  • in de klas dagelijks praten over de inhoud van gelezen tekst vanuit het brede oogpunt van de literaire socialisatie
  • de leerkracht geeft wekelijks motiverende schrijftaken in verband met de gelezen boeken
In methodes voor voortgezet lezen wordt deze uitgangspunten vaak geweld aan gedaan. Het gebruik van deze methodes leidt er nogal eens toe dat zwakke lezers binnen de leesles aan de instructietafel extreem veel minder woorden lezen dan de goede lezers die vrij mogen lezen. Dit terwijl de zwakke lezers juist meer zouden moeten lezen dan goede lezers om tot een vergelijkbare leesontwikkeling te komen. Zij hebben immers per woord meer presentaties nodig om tot automatisering te komen. Ook zijn de oefeningen die met zwakke lezers gedaan worden vaak saaier en fragmentarischer, terwijl juist zij een groot leesengagement nodig hebben om hun technische leesproblemen te compenseren. 

Kijk eens met nieuwe ogen naar de toepassing van deze methodes:
- hoeveel woorden lezen de zwakke leerlingen binnen de leesles?
- hoe verhoudt zich dat tot de hoeveelheid woorden die goede lezers lezen?
- kunnen zwakke leerlingen zelf hun boeken kiezen?
- krijgen zij de kans om per dag zeker 20 minuten aaneengesloten te lezen in hun zelfgekozen boeken?
- lezen zwakke lezers minstens 20 boeken op jaarbasis?
- kiezen zij die boeken uit omdat ze 'dun/makkelijk' zijn, of omdat ze interessant zijn?
- is er aandacht voor persoonlijke smaakontwikkeling en uitwisseling over de inhoud van boeken?

Methodes voor voorgezet lezen zijn niet 'evidence based', zelfs niet als zij daar wel goede sier mee maken in reclames. In tegendeel, vaak blokkeren deze methodes de leesontwikkeling van zwakke lezers. Iedere school in Nederland heeft het volgende nodig om alle kinderen te leren lezen: een rijk boekenaanbod, voldoende leestijd op het rooster en leerkrachten die zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun voortgezet leesonderwijs en dit niet overlaten aan methodes.