
Eén van mijn studenten vraagt: ‘Waarom moeten we dat eigenlijk weten? Het staat toch niet in de Kennisbasis’. Ze heeft gelijk. Literaire socialisatie staat niet in de Kennisbasis Nederlandse Taal voor de pabo. Literaire competentie staat er wel in: ‘De leraar stimuleert de leerlingen zich een voorstelling van de opgeroepen wereld in het boek te vormen en tot een afgewogen oordeel te komen over het boek.’ Help, zo heb ik er niet met studenten over gesproken. Snel surf ik naar de kennisbasis en ga na of literaire competentie in de twee linker klaverbladen staat waarop de structuur van de kennisbasis is gebaseerd (leerinhoud en fundament) of in de rechter (domeindidactiek en taaldidactiek/taalbeleid). Ik heb geluk. Literaire competentie staat in één van de rechter klaverbladen. Dat betekent dat het niet wordt opgenomen in de landelijke kennisbasistoets, want daarin worden alleen de twee linker bladen getoetst. In de rechter klaverbladen vind ik dan wel weer de begrippen literaire smaak, leesplezier en literaire genres. Maar eens nagaan of ik die wel op de kennisbasis-manier heb behandeld...
In de Kennisbasis Nederlands voor de pabo staan veel grote woorden, over het Ministerie van Onderwijs, over de HBO-raad en over dat de ontwikkeling van de kennisbasis deel uitmaakt van het project Voetstuk van de pabo. En dat hebben we nu: een robuust voetstuk. In centimeters dan, want de kennisbasis heeft wel iets weg van een telefoonboek.
Er blijven ook vragen. Hoe verhoudt de kennisbasis zich eigenlijk tot onderzoeksevidentie? De overheid is toch zo gecharmeerd van opbrengstgericht werken? Daarover staat niets in de inleiding, behalve dan dat de kennisbasis vastgelegd en gelegitimeerd is in de wereld van de opleidingen zelf, de wetenschap en in het werkveld en de beroepsgroep. En focussen accreditatie-instanties niet op de onderzoekende houding van pabo-studenten en op de Dublin-descriptoren? Is het in dat kader wel mogelijk een kennisbasis vast te leggen die aan alle kanten is dichtgetimmerd? Waarom worden in de kennisbasis bepaalde methodes met naam en toenaam genoemd en andere niet? En hoe kan het dat de kennisbasis Nederlands zo enorm verschilt van die van rekenen, terwijl taal ook in het rekenonderwijs een grote rol speelt? Hoe is het mogelijk dat de kennisbases Nederlands voor de pabo en die voor het voortgezet onderwijs volledig van elkaar verschillen? Zijn we niet juist op zoek naar een oplossing voor de aansluitingsproblematiek?
De Kennisbasis Nederlands voor de pabo heeft veel teweeg gebracht. Geen uitgever durft meer een handboek taal of lezen voor de pabo te publiceren zonder het stempel: ‘Voldoet aan de Kennisbasis’. Alsof dat ook maar iets zou zeggen over de kwaliteit. De definitieve Kennisbasis Nederlands is in 2009 gepubliceerd. Sindsdien hebben we veel bijgeleerd. Is het niet verstandig de kennisbasis te herzien? Er is behoefte aan een kennisbasis met doelen in plaats van met inhouden. Geen voetstuk, maar een wegwijzer.
Lierop-Debrauwer, H. van (1990). Ik heb het wel in jóuw stem gehoord. Over de rol van het gezin in de literaire socialisatie van kinderen. Delft: Eburon.