Windesheim

Windesheim

vrijdag 21 juni 2019

Weg met het grammatica-onderwijs?

Kevin zit op een ROC in niveau 2. Hij wil graag lasser worden. De praktische vakken op zijn opleiding vindt hij geweldig, maar voor de algemene vakken is hij minder gemotiveerd. Vooral aan Nederlands heeft hij een hekel. Hij is bang dat hij het examen lezen niet gaat halen. Hij houdt niet van lezen en doet het ook nooit. En grammatica natuurlijk. Daar wordt in de les uitleg over gegeven, maar hij begrijpt er niets van. Op de basisschool en op het vmbo snapte hij grammatica ook al niet.  En na die uitleg in de les moet hij onder leiding van een instructeur een oefenprogramma doorwerken op de computer, net zo lang tot hij een voldoende heeft. Hij is er nu al maanden mee bezig en het lukt maar niet. De instructeur kan hem niet helpen, want die vindt grammatica zelf ook lastig. Kevin vraagt zich af wat je als lasser aan grammatica hebt. Niemand  die hem dat kan uitleggen. 

Het waarom van grammatica
Sommige leerlingen (met leerlingen bedoelen we ook (mbo-)studenten) vinden het moeilijk om teksten te lezen en teksten te schrijven. Meestal zijn zij het juist die ook moeite hebben met grammatica. Dat neemt niet weg dat ze steeds opnieuw grammatica-lessen en grammatica-toetsen krijgen. In het po, het vo en nog een keer in het mbo. We zijn het gewoon gaan vinden om in het onderwijs veel tijd te besteden aan grammatica-onderwijs, maar is het dat wel? Waarom staat grammatica eigenlijk op het programma? Dat lijkt een simpele vraag. Grammatica wordt genoemd in het Referentiekader taal en rekenen bij niveau 1F en 2F, er is aandacht voor in schoolmethodes en het wordt getoetst in de CITO-eindtoets voor het basisonderwijs.

Het wat van grammatica 
Om welke grammatica gaat het dan? Grammatica wordt in de regel onderverdeeld in taalkundig en redekundig ontlenen. Bij taalkundig ontleden leren leerlingen woorden benoemen (zelfstandig naamwoord, werkwoord), bij redekundig ontleden verdelen ze zinnen in zinsdelen (onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp). In het Referentiekader wordt duidelijk wat leerlingen precies zouden moeten leren als het gaat om grammatica. Ze moeten vooral basiskennis hebben om werkwoorden te kunnen spellen. Daarnaast moeten ze nog een klein aantal grammaticale begrippen kennen: zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin (1F) en ze moeten de lijdende, bedrijvende en vragende vorm kunnen onderscheiden (2F).

Te veel grammatica
Het is dus wettelijk verplicht om leerlingen bepaalde grammaticale begrippen te leren. Maar als we de taalmethodes bekijken, dan blijkt dat in alle vormen van onderwijs vaak veel meer grammaticale kennis wordt aangeboden dan in het Referentiekader staat. Waarom moeten vmbo-leerlingen en mbo-studenten leren wat een bijwoordelijke bepaling is, een bijvoeglijke bepaling, een bijstelling? Waarom moeten ze weten wat een bijvoeglijke bijzin is? In het Referentiekader lezen we dat ze de daar genoemde grammaticale begrippen moeten kunnen gebruiken en begrijpen in gesprekken over taal in contextrijke taalsituaties. Als een leerling in een geschreven tekst een fout maakt in de werkwoordsspelling, is het handig om te kunnen zeggen: Kijk eens naar het onderwerp van de zin. In het Referentiekader wordt er van uitgegaan dat grammatica-onderwijs altijd ten dienste staat van correct taalgebruik. Dat is in de praktijk dus lang niet altijd het geval. We zullen niet gauw tegen een leerling die een tekst schrijft, zeggen: Kijk nog eens naar die bijvoeglijke bepaling.

Grammatica om het vak Nederlands te redden
Het lijkt er op dat we dikwijls te veel grammatica aanbieden en dat we die grammatica lang niet altijd inzetten om met leerlingen over hun teksten of hun presentaties te praten. Heel vaak gaat het bij grammatica niet om betekenisvol onderwijs, maar om invul-lesjes. Waarom dan toch zoveel grammatica-onderwijs? Niet alleen maar omdat we slaafse methodevolgers zijn. Ook niet omdat leerlingen zo gemotiveerd zijn voor grammatica of omdat we het zelf zo interessant vinden. We zijn er als docenten van overtuigd dat leerlingen door grammatica beter taal leren en dat grammatica hen helpt logisch te leren denken. Grammatica wordt bijvoorbeeld genoemd in relatie tot computational thinking (SLO, 2018). We hebben ook een reden die we liever niet uitspreken, maar wel hanteren: door grammatica wordt Nederlands een echt vak. Grammatica is een soort wiskunde. Als we grammatica onderwijzen, laten we zien dat ons vak ertoe doet. En in het verlengde daarvan: leerlingen vinden grammatica moeilijk en tijdens de grammaticalessen mòeten ze wel opletten. Gedachteloos bieden mbo-docenten hun studenten grammatica-oefensoftware aan die ze verplicht moeten doorwerken, en dat betreft regelmatig software die niet of weinig effectief is voor het leerproces (zie Westhoff, 2009 en onze eerdere blog die gaat over spelling, maar ook van toepassing is op grammatica).   

Het nut van grammatica 
Ons grammatica-onderwijs is arm. Grammatica kan wel degelijk nuttig zijn voor bijvoorbeeld schrijven, maar dat geldt niet voor onze huidige ezelsbruggetjes-grammatica-onderwijs. Dat heeft weinig nut (Van Rijt, 2017). Je gaat er je moedertaal niet beter van spreken of schrijven, want taal leer je door die te gebruiken in betekenisvolle contexten. Je hebt grammatica weliswaar nodig om werkwoorden te leren spellen, maar dat leer je alleen als je werkwoordsspelling ook toepast in betekenisvolle schrijfopdrachten. Bij het vreemdetalenonderwijs kan het aanbieden van grammatica zinvol zijn, maar er moet dan wel een connectie zijn met betekenis en inhoud. Als je het lijdend voorwerp hebt geleerd in het Nederlands, pas je je kennis niet vanzelfsprekend toe bij het Engels. Jonge tweedetaalleerders ontwikkelen hun taal in betekenisvolle contexten, precies zoals kinderen een eerste taal leren (Jansen, 2016). Oudere tweedetaalleerders hebben wellicht meer baat bij grammatica dan jongere, maar dan moet dat wel samengaan met betekenisvolle inhouden (Westhoff, 2008). In methodes voor NT2-leerlingen wordt er soms vanuit gegaan dat (jonge) leerlingen taal ontwikkelen door de grammaticale regels daarvan expliciet te leren (zie bijvoorbeeld de veelgebruikte methode Zien is Snappen waar de lidwoorden worden aangeleerd met gebaren en de zindsdelen met kleuren). Er zijn geen aanwijzingen dat dat een positief effect heeft op de taalverwerving.

'Alles wat je leert hoeft niet direct zin te hebben' 
Op internet woeden allerlei discussies over grammatica-onderwijs. Bij nadere beschouwing is er overeenstemming over het ontbreken van direct nut van ons huidige grammatica-onderwijs en zijn het vooral taalkundigen en taalliefhebbers die pleiten grammatica onder het mom van 'alles wat je leert hoeft toch niet direct zin te hebben' (zie de discussie tussen Coppens en Bonset in Levende Talen Magazine (2015)). Ze hebben een punt. Het ontleden van zinnen kan heel interessant zijn, inzicht geven in taal en de mogelijkheid bieden om te praten over taal (filmpje van de taalprof). In dat licht is ook de discussie over andere meer betekenisvolle grammatica-didactieken boeiend (zie bijvoorbeeld bovenstaande discussie of Janson (2017)). Maar tegelijk zien we in de dagelijkse schoolpraktijk een groot aantal leerlingen worstelen met grammatica. Leerlingen met een beperkte taalbasis en een groot risico laaggeletterd te worden. Doen we hen recht met zoveel grammatica-onderwijs?   

Weg met het grammatica-onderwijs?
Terug naar Kevin. Hij wordt ongetwijfeld een fantastische lasser, maar de vraag is of hij voldoende geletterd zal zijn. Aan grammatica heeft een student als hij niets, aan lezen en schrijven wel. Laten we lezen en schrijven in betekenisvolle contexten dan ook als de basis van ons taalonderwijs zien. Met een groep leerlingen is het interessant om de diepte in te gaan en na te denken over taalstructuur en taalopbouw. Maar de situatie is nu zo dat leerlingen in po, vmbo, praktijkonderwijs, mbo en nt2-locaties die minder sterk in taal zijn, veel te veel grammatica-onderwijs krijgen. Dat kost tijd en die tijd hebben we hard nodig om ervoor te zorgen dat we de geletterdheid in onze samenleving op een aanvaardbaar peil houden. Hierbij dan ook een oproep om voor deze leerlingen in ieder geval de extra grammatica af te schaffen en minimale grammatica die nodig is om werkwoorden te kunnen spellen alleen nog aan te bieden in relatie tot het zelf schrijven van teksten.