Op 22 januari hebben we binnen de afdeling Educatie van de Hogeschool Windesheim nagedacht over opleidingsdidactiek. Vanuit onze leerkring hebben we een bijdrage verzorgd over geletterdheid in het hbo. Uitgangspunt waren de publicaties van Brost & Bradley (2006) en Starcher & Proffitt (2011). We hebben de geletterdheid van hbo-studenten bekeken vanuit het perspectief van de student zelf: ''Ik lees de literatuur die een docent voor een college opgeeft niet, want in het college wordt alles toch nog eens herkauwd'' of ''Ik lees niet, want de literatuur is veel te moeilijk'' of ''De literatuur heeft niets met de praktijk te maken.'' We bekeken het perspectief van de opvattingen van de docent over de student: ''Ik herhaal de leerstof in het college, want studenten lezen toch niet'' en ''Ik ga geen discussievormen aan de hand van literatuur in mijn college integreren, want dat heeft geen zin als studenten niet lezen''. Ook spraken we over de manier van omgaan met literatuur van de docent (zoals we die wel eens in de wandelgangen opvangen): ''De literatuur die ik opgeef is al jaren dezelfde. Het is soms ook al lang geleden dat ik de teksten zelf heb gelezen'' of ''Eerlijk gezegd weet ik zelf niet precies hoeveel studenten moeten lezen voor mijn college. Dat staat op blackboard''. Ook hoorden we: ''In mijn college vertel ik mijn verhaal. Dat is natuurlijk gebaseerd op literatuur, maar zelf leg ik het verband niet. Dat moeten mijn studenten maar doen'' en ''ik heb geen tijd om literatuur te zoeken''.
Het waren geen nieuwe geluiden. Bij Brost & Bradley en Starcher & Proffitt lezen we hetzelfde. Een grote meerderheid van de studenten leest doorgaans de opgegeven literatuur niet. Docenten vinden het belangrijk dat studenten lezen, omdat ze zo leren nadenken over hun vak en met verschillende perspectieven in aanraking komen. Studenten lezen niet, omdat ze soms een te laag leesniveau hebben om de stof te begrijpen en omdat ze keer op keer ervaren dat ze het ook redden zonder de opgegeven literatuur. In beide artikelen wordt heel duidelijk dat de motivatie voor het lezen van literatuur van studenten sterk samengaat met het enthousiasme en het modelgedrag van leraren.
Onze ervaringen
Al sprekend komen we er als docenten achter dat het lezen van literatuur en het onderbouwen van teksten in het hbo steeds belangrijker is geworden. In portfolio's en afstudeerwerk hebben we beoordelingskaders waarin staat dat studenten wetenschappelijke teksten moeten hebben bestudeerd. We checken of ze in hun teksten verwijzen naar die publicaties. Maar of ze ze ook daadwerkelijk lezen, weten we niet. Of ze ze kunnen lezen, ook niet. Er is in onze opleidingen wel aandacht voor het schrijven van teksten en ook voor het zoeken van publicaties (in het kader van de leerlijn onderzoek). Maar er is geen duidelijke opbouw in de moeilijkheidsgraad van de teksten die studenten moeten lezen en in de mate van ondersteuning die ze daarbij van ons krijgen. Ook is het onderscheid tussen bachelor- en masterniveau niet helder. Overigens gaat het niet alleen om het lezen van vakpublicaties. Een groot aantal studenten leest ook nauwelijks fictie, terwijl -bijvoorbeeld van talenstudenten en studenten aan de pabo- verwacht wordt dat ze hun leerlingen enthousiast kunnen maken voor het lezen van boeken.
Als we gaan inventariseren wat good practices zijn, blijkt iedere docent eigen oplossingen te hebben gevonden voor het omgaan met literatuur. Een van ons gebruikt leeswijzers voor het lezen van wetenschappelijke teksten die studenten helpen het achterhalen van de betekenis wat meer te structureren. Zo kunnen ze bepalen wat de vragen zijn die in een artikel worden gesteld of welke onderzoeksmethodiek is gebruikt. Een andere collega organiseert mondelinge toetsen waarbij studenten hun opvattingen met behulp van de literatuur die ze hebben meegenomen, moeten onderbouwen. Ook worden er discussies georganiseerd: argumenten noemen voor en tegen de opvattingen in een artikel; beredeneren waarom een artikel goed of slecht is. Het komt voor dat studenten gevraagd wordt een bepaalde periode alles over onderwijs te verzamelen wat in de media wordt gepubliceerd. Vervolgens wordt geprobeerd daar richting in aan te brengen. Collega Heleen Vellekoop heeft kaartjes ontwikkeld met in de lerarenopleiding veel gebruikte theoretische concepten, zoals de leerstijlen van Kolb (zie foto). Zij gebruikt die om in gesprekken met studenten het gebruik van literatuur tastbaar te maken en diepgang en richting te geven. Ook geeft ze de kaartjes aan de schoolopleiders waar ze mee werkt.
Om studenten enthousiast te maken voor literatuur houden sommige docenten een eigen blog bij of ze twitteren over hun vak. Een van ons heeft een facebook-pagina speciaal voor hun studenten, waarin ze hen op de hoogte houdt van de nieuwste ontwikkelingen en literatuur. Digitale geletterdheid is steeds belangrijker geworden voor tekstbegrip. De blog van Jeroen Clemens is in dat opzicht interessant.
Voor het lezen van fictie zijn op verschillende opleidingen verplichte leeslijsten en wordt gebruik gemaakt van mogelijkheden om de gelezen boeken digitaal te inventariseren en daarover te communiceren, zoals liberarything of goodreads.
Lezen en academische geletterdheid
Onder de aanwezige collega's gaan stemmen op om het taalbeleid op de lerarenopleidingen eens onder de loep te nemen en na te denken over hoe we het lezen/academische geletterdheid een duidelijker plaats kunnen geven. We spreken af daar verder over na te denken.