Windesheim

Windesheim

dinsdag 26 april 2022

Waar we mee moeten stoppen!

Taal en lezen centraal? 

Dat onze verse onderwijsminister Dennis Wiersma ongeveer tegelijk met het verschijnen van de nieuwste Staat van het Onderwijs van de Onderwijsinspectie zijn onderwijsplannen aankondigde, kan geen toeval zijn. Terug naar de basis, gaan we. Taal en rekenen (en burgerschap en digitale geletterdheid) centraal. Dat benadrukken van taal en rekenen klinkt als het begin van deze eeuw toen de overheid opbrengstgericht werken ging promoten. Samen met onze pabo-collega's bekeken we destijds tijdens een studiedag de filmpjes die in opdracht van de overheid waren gemaakt. We zagen hoe er data-muren in beeld werden gebracht en hoe IB-ers en schooldirecteuren strijdbaar in de lens keken. 'Wij gaan wereldoriëntatie en andere vakken op een laag pitje zetten en ons alleen nog op taal en rekenen concentreren'. De pabo-uren voor Nederlands gingen omhoog en die voor de wereldoriëntatievakken naar beneden. Er werden digitale methodes ontwikkeld, zoals Taalzee en Snappet. Het zou allemaal goed komen. Het leek zo simpel, maar het heeft uiteindelijk niet geholpen. We doen het nog steeds (of weer?) niet goed met taal en lezen. 

Blijdschap en teleurstelling

De brief van Dennis Wiersma en de publicatie van de Staat van het onderwijs leiden tot over elkaar heen buitelende en heel verschillende reacties. Er is blijdschap vanwege de duidelijke focus die Wiersma aanbrengt. Die biedt nieuwe kansen aan educatieve uitgevers voor nieuwe methodes of nieuwe slogans voor oude methodes. Ook partijen die het onderwijs en leerlingen ondersteunen in de vorm van cursussen en (buitenschoolse) trainingen zien mogelijkheden. Er is ook teleurstelling. Veel scholen werken hard om de gedachte in het team te doen landen dat taal- en leesontwikkeling nooit eenzijdig tot stand kan komen door instructie en inoefening. De basis wordt gevormd door voorlezen rond rijke langer durende wereldoriëntatiethema's, vrije keuze lezen en denken, praten en schrijven over thema's en boeken. Dat is niet vrijblijvend en ook niet eenvoudig. Het kost heel veel tijd, het kost heel veel moeite en heel veel goede kinderboeken, maar het loont. Een ongenuanceerde focus op taal en rekenen zoals wordt voorgesteld, leidt onvermijdelijk tot minder focus op wereldoriëntatie terwijl kennisontwikkeling nu juist de basis vormt voor taalontwikkeling.     

Wat we niet meer moeten doen

Het valt ons op dat overal wordt gepraat over wat er moet worden gedaan, aan tafel bij het Ministerie en de Onderwijsinspectie, op social media... Maar wij vragen ons af of het niet ook belangrijk is eens in kaart te brengen wat we niet meer moeten doen als we hogere opbrengsten willen voor taal en lezen. In onze vorige blog beschreven we hoe moeilijk het is in het onderwijs om afstand te doen van vertrouwde routines (de curse of the familiar). Stel dat het ons zou lukken om een andere koers te kiezen, waar moeten we dan mee stoppen om veel tijd te hebben voor die nieuwe richting en tegelijkertijd onnodige belemmeringen voor de taal/leesontwikkeling uit te schakelen? De neiging bestaat vaak om er maar bij en bij en bij te blijven implementeren. De ene vernieuwing hebben we nog niet in de vingers of de nieuwe is al weer onderweg. En het is moeilijk om dat waar we nou eenmaal aan gewend zijn, achter ons te laten. Geen wonder dat leraren zich vaak overbelast voelen. Laten we dat anders doen en eens goed bekijken waar we mee zouden moeten stoppen. 

We moeten stoppen met demotiverende taal- en leesactiviteiten.

Demotiverende taal- en leesactiviteiten leiden niet tot het leren van taal en lezen. Zo moeten we stoppen met oninteressante teksten en lesjes in methodes die leerlingen laten denken dat taal saai is en oninteressant. We moeten stoppen vrije keuze lezen te zien als iets vrijblijvends waarvoor leerlingen nu eenmaal niet te motiveren zijn. We moeten stoppen leerlingen verplicht boeken te laten lezen en ze boeken uit te laten lezen waarvoor ze niet gemotiveerd zijn. We moeten ook stoppen met boekverslagen en andere demotiverende activiteiten die leerlingen moeten uitvoeren als ze een boek hebben uitgelezen.    

We moeten stoppen met taal- en leesactiviteiten die niet leiden tot taalontwikkeling.

Teksten en activiteiten die in zichzelf taalarm zijn, leiden niet tot taalontwikkeling. Daarom moeten we stoppen met met het snellezen van woordrijen, met flitswoorden en na groep 3 ook met boeken op AVI/CLIB-niveau. We moeten stoppen met het inzetten van instructietafels voor zwakke leerlingen waar zij veel minder lezen dan hun klasgenoten die zelfstandig mogen lezen. We moeten stoppen met verarmd onderwijs dat gedicteerd wordt door toetsen. We moeten stoppen met methodes voor voortgezet technisch lezen, omdat je van de oefeningen in die methodes niet leert lezen. Ze zijn onnodig en moeten vervangen worden door boeken. We moeten stoppen met klassieke methodes voor begrijpend lezen. Je oefent geen leesbegrip met losse teksten over steeds weer andere thema's, maar met het thematisch (voor)lezen van hele boeken. We moeten stoppen met geïsoleerd spellingonderwijs zonder verbinding met motiverend schrijfonderwijs. En we moeten stoppen met taal- en leesonderwijs dat niet gaat over interessante (wereldoriëntatie)thema's. In taalonderwijs is het thema niet arbitrair;  taal- en kennisontwikkeling gaan hand in hand. 

We moeten stoppen met het benadrukken van wat leerlingen niet kunnen.  

Leerlingen en hun ouders die steeds -impliciet of expliciet- horen dat ze niet goed zijn in taal en lezen, krijgen te maken met selffulfilling prophecies. Leerlingen lopen een grote kans laaggeletterd te worden omdat ze niet meer geloven in hun eigen capaciteiten. En ouders laten hun kinderen merken dat ze nu eenmaal niet goed zijn in taal en lezen (en soms ook dat dat niet geeft omdat ze later toch met hun handen gaan werken). Daarom moeten we stoppen met het communiceren van DMT/AVI-resultaten naar leerlingen en ouders. We moeten stoppen met het onderverdelen van leerlingen in niveaugroepen. We moeten ook stoppen met de grote nadruk op leestempo. De ene leerling leest van nature sneller dan de andere. Het (vroegtijdig) opzwepen van het leestempo omwille van de toets doet schade aan de leesontwikkeling. We moeten daarnaast stoppen leerlingen onvoorbereid hardop te laten lezen voor de hele klas. Dat is onnodig kwetsend en beschadigend als je niet goed kunt lezen. En laten we ook stoppen met het enkel en in eerste instantie benadrukken van spelfouten in de feedback die leerlingen krijgen op de teksten die ze hebben geschreven.

We moeten stoppen met adaptieve software die veel gebruik maakt van multiple choice en aanverwante oefenvormen

Het gebruik van dit soort software voor taal/lezen/spelling neemt op veel scholen behoorlijk wat tijd in beslag terwijl multiple choice oefeningen, zeker voor leerlingen met lees-en spellingproblemen, niet bijdragen aan taal- en leesontwikkeling. Eerder gemaakte fouten verarmen het aanbod. Een verarmd aanbod verarmt de ontwikkeling. Daarnaast is multiple choice geen goed centraal leermechanisme. Dat dit soort adaptieve software toch veel multiple choice gebruikt is te verklaren uit het onvermogen van computers (en Artificial Intelligence) om om te gaan met authentieke taal van de leerling als input. Dit beperkt de didactische vermogens van de computer zeer sterk. Veel onderwijstijd besteden aan didactische verarming is geen goed idee. In Nederland en in vele andere landen gaat het vergroten van het aandeel oefensoftware in de tijdsbesteding op school helaas samen met het verlagen van de lees- en rekenvaardigheden, en daarmee zelfs van de digitale geletterdheid van leerlingen. Misschien is de toename van oefensoftware op scholen zelfs wel één van de belangrijkste redenen voor de ontstane problemen. 

En dan?

Als we met al deze dingen stoppen, ontstaat er tijd. Tijd die we kunnen besteden aan voorlezen, aan vrije keuze lezen, aan interessante wereldoriëntatiethema's, aan zinvolle gesprekken en aan boeiende schrijfopdrachten, kortom aan taal- en leesonderwijs dat er werkelijk toe doet, ingebed in een rijke ontwikkeling van kennis van onze maatschappij en onze wereld.