Twee docenten en een teamleider van het ROC Zadkine in Rotterdam
worden verdacht van fraude met tentamens. Verontwaardiging alom (NOS). Een vertegenwoordiger van Leefbaar Rotterdam en demissionair
Minister Bussemaker mogen in de pers vertellen hoe geschokt ze zijn. De
docenten en de teamleider van de opleiding logistiek zijn direct op non-actief
gesteld. We weten niet precies om welke tentamens het gaat; het zou om centrale
examens taal of rekenen kunnen gaan, instellingsexamens taal of rekenen of kwalificatiedossiers voor de beroepen waarvoor studenten worden opgeleid (die
bestaan uit een generiek deel en een beroepsgericht deel).
Deze blog gaat over taalonderwijs. We gaan hier dan ook uit van de
–wellicht fictieve situatie- dat het op Zadkine taalexamens betreft. In het mbo
worden de taalonderdelen lezen en luisteren getoetst met landelijke examens die
ROC's verplicht moeten inkopen. De onderwerpen schrijven, spreken en gesprekken
voeren worden getoetst met instellingsexamens die ze zelf mogen ontwikkelen.
Voor de zekerheid kopen ROC's die laatste examens ook wel in, uit angst dat de
inspectie de zelf ontwikkelde examens afkeurt. De studenten mogen hun
resultaten op de landelijke examens compenseren met hun resultaten op de
instellingsexamens.
Verschillende niveaus in het mbo
In het mbo zijn enorme verschillen tussen opleidingen en niveaus.
Het niveau van sommige niveau-4-opleidingen is vergelijkbaar met hbo-niveau,
terwijl in niveau 1- en niveau 2- opleidingen ook studenten rondlopen die uit
het praktijkonderwijs komen of zijn uitgevallen in het vmbo. In de niveau-3- en
4-opleidingen stromen, behalve vmbo-tl-leerlingen eveneens havisten in en soms
hbo-ers die er altijd van gedroomd hebben alsnog de kraamverzorging in te
gaan. Docenten op ROC's hebben dus te maken met verschillende typen studenten: gemotiveerde
studenten die graag een vak willen leren en taal en rekenen ook nog wel
interessant vinden, studenten die dat
vak graag willen leren en die het een worst zal wezen welke zeven soorten
drogredenen er bestaan en dan ook nog met studenten die helemaal niets willen,
maar nu eenmaal leerplichtig zijn. Ze hebben bovendien te maken met
doorstromers van niveau 2 naar niveau 3 die de 2F-toetsen al behaald hebben,
maar nog wel in de lessen zitten (onderhoudsplicht) en studenten met een
hbo-diploma die van hun ROC toch de 3F-toets moet doen. Al die studenten moeten
ze les geven en door de examens heen zien te loodsen, terwijl ze in het
slechtste geval maar één uurtje Nederlands in de week hebben.
Teaching to the test?
Sinds 2008 zijn in het Referentiekader taal en rekenen de niveaus vastgesteld die leerlingen in het
basisonderwijs, in de verschillende vormen van voortgezet onderwijs en in het
beroepsonderwijs moeten hebben behaald. Die referentieniveaus zijn fictie.
Hoewel dat wel de bedoeling is, leert de ervaring dat aan het eind van de basisschool veel
leerlingen niveau 1F niet hebben, aan het eind van het vmbo en de mbo-niveaus 2
en 3 referentieniveau 2F niet en aan het eind van mbo 4 referentieniveau 3F
niet (zie blog van Amos van Gelderen). Door de aard van de toetsen en de toetsnormeringen
valt dit niet zo op. Het gros van de leerlingen/studenten haalt ze daardoor toch. Maar
dat je een examen lezen of schrijven haalt, betekent dus lang niet altijd dat je
ook een tekst kunt begrijpen of een samenhangend stuk kunt schrijven. Dat wordt
zichtbaar wanneer mbo-studenten doorstromen naar het hbo. Slechts 56% van de doorstromers haalt een hbo-diploma en sinds 2009
neemt dat aantal af (Onderwijs in cijfers).
De mbo-methodes taal zijn gericht op het oefenen van de
examenstof. Om brieven, beschouwingen en betogen te kunnen schrijven, oefenen
studenten met brieven, beschouwingen en betogen. Om onderscheid te kunnen maken
tussen verschillende soorten argumenten, oefenen ze met dat onderscheid. Wanneer je
methodes vergelijkt met de referentieniveaus valt op dat methodes vele malen meer
stof aanbieden dan in het Referentiekader staat. Voor niveau 4-studenten met
een sterk ontwikkelde ervarings- en taalbasis die uit gezinnen komen waar veel
wordt gepraat en gelezen en die in hun opleiding flink wat studieboeken moeten
bestuderen, kan het oefenen van verschillende soorten argumenten wel iets opleveren. Zeker wanneer ze een goede docent
hebben. Een docent bijvoorbeeld die het
onderwerp argumentatie met ze bespreekt aan de hand van een column van Ozcan
Akyol over hoofddoekjes bij de politie. ‘Huh? Een Turk die tegen hoofddoekjes
is? En hij schrijft boeken? En die heeft u in uw tas? Laat zien. Laat lezen.
Hij komt ook op tv? Waar dan?’ Voor studenten uit de lagere mbo-niveaus loopt een
methodische aanpak het risico te verworden tot ‘teaching to the test’. Studenten
die nauwelijks lees- en schrijfervaring hebben en een beperkte ervarings- en
taalbasis, kun je wel leren wat een drogreden is, maar het gaat dan om een
trucje waarmee ze het examen net doorkomen. Voor deze studenten is het nodig
dat ze frequent lezen en schrijven om een ervarings- en taalbasis te bouwen.
Nederlands in het ROC
Terug naar de Zadkine-docenten. Laten we eens aannemen dat zij hun
logistiek-studenten opleiden in de laagste mbo-niveaus, bijvoorbeeld om te gaan
werken in een magazijn. Natuurlijk valt het niet te vergoelijken dat ze die studenten toetsen laten inzien en het kan hier om pure fraude gaan. Maar het
kan ook zijn dat de docenten met die studenten eindeloos hebben getraind op
beeldspraak of signaalwoorden en geen enkele vooruitgang zien. Misschien vragen
ze zich af hoeveel het inzien van een toets nu eigenlijk verschilt van het
trainen van examenopgaven met een methode. Misschien weten zij ook dat het
behalen van toetsen niet betekent dat hun studenten werkelijk kunnen lezen en
schrijven. Misschien hebben de geschorste docenten veel hart voor hun
studenten en voelen ze de druk van managers en politiek om tot een hoger
percentage afstudeerders te komen. Deze docenten zijn in Nederland vast niet de
enigen. Met een opleidingssysteem dat steeds meer is gaan draaien om toetsen en
afstuderen zonder vertraging roepen we dit soort gebeurtenissen over ons af.
Wie wil, binnen een context als deze, straks dit ongelofelijk moeilijke werk
nog doen?
Wat is het werkelijke probleem?
Het werkelijke probleem van ROC's ligt niet bij docenten. Docenten
en scholen onder druk zetten om langstudeerders snel te laten afstuderen, is
een beproefd recept voor problemen. Niveauverschillen laten zich niet
wegpoetsen met toetstrainingen in
methodes (Smits & Van Koeven, 2017), maar alleen met werkelijk goed
taalonderwijs. Daarmee wordt volop geëxperimenteerd, bijvoorbeeld door vrij lezen in ROC-curricula te integreren of door
–zoals in een project waarin ROC Deltion College, Hogeschool Windesheim en Kunst
van Lezen samenwerken- van taal en burgerschap één vak te maken.
En dan nog iets: waarom zijn in de beroepsopleidingen in het mbo
eigenlijk taalmethodes met werkboeken nodig, die zijn er in het hbo toch ook
niet? Waarom kunnen mbo-studenten niet gewoon een handboek aanschaffen met
informatie over hoe je een betoog schrijft, waarna ze schrijven over hun beroep
of over actuele burgerschapsthema’s? Die vraag raakt misschien nog wel aan een groter
probleem: aan het (taal)onderwijs op ROC's wordt grof geld verdiend. Het aantal
aanbieders van examens en methodes rijst de pan uit. Om maar te zwijgen over
het ontelbaar aantal bedrijfjes dat assessorentrainingen aanbiedt waarin
docenten leren om te bepalen of de presentaties van hun studenten of de teksten
die ze schrijven nu op Referentieniveau 1F, 2F of 3F kunnen worden ingeschaald.
ROC’s hebben goed opgeleide docenten nodig die in samenspraak met
examencommissies hun eigen toetsen ontwikkelen vanuit een heldere visie op
taalonderwijs voor àlle studenten. Zonder dat er druk staat op het tempo van afstuderen.
(met dank aan een aantal ROC-collega's voor het meelezen)