Leren spellen en de
rol van regels
Veel scholen zuchten onder het verschil in resultaten tussen methodedictees en Cito. Doorwerken van bergen werkschriften en toch geen resultaat. Is er iets mis met ons spellingonderwijs? Hoe kunnen we er voor zorgen dat we optimaal tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van zowel sterke als zwakke spellers? Deze vragen vormen het uitgangspunt voor onderstaande blog.
Goede lezers verwerven kennis over correcte spelling op basis van succesvol verlopende impliciete leerprocessen tijdens lezen en schrijven . Lezen leidt bij hen tot kennis over regelmatigheden in de schrijfwijze en over lettercombinaties die vaak voorkomen (Bryant, Nunes, & Snaith, 2000; Cassar & Treiman, 1997; Kemp &Bryant, 2003; Pacton, Perruchet, Fayol, & Cleeremans, 2001; Steffler, 2001). Deze kennis wordt versterkt door veel te schrijven. Directe feedback en ondersteuning bij het schrijven zijn belangrijk voor de doorontwikkeling van de spelling van deze leerlingen. Geïsoleerd spellingonderwijs is voor deze leerlingen minder van belang. Leerlingen die onnauwkeurig lezen (partial cue lezen, Ehri,1989) ondervinden voor het leren spellen echter hinder van de impliciete leerprocessen die optreden tijdens lezen. Deze impliciete leerprocessen zijn niet tegen te houden en leiden tot onvolledige, wankele en onjuiste mentale representaties van de geschreven woorden (Alegria & Mousty, 1997). Om deze leerlingen toch te leren spellen moet je van goede huize komen omdat er vanuit het lezen voortdurend sprake is van tegenkracht. Het is vermoedelijk ook deze tegenkracht die maakt dat spellingkennis zo snel weer verdwijnt in de periode na training. Uiteraard is het geen optie om deze leerlingen te laten stoppen met lezen. Maar hoe kunnen we deze leerlingen dan wel helpen om beter te leren spellen?
De gebruikelijke oplossing in Nederland is om kinderen de
spelling categoriegewijs aan te leren. Daarbij leren kinderen enkele
linguïstische regels (werkwoordspelling en eind-d) en een veelheid aan
quasiregels (Daems, 2006). In ons spellingonderwijs zijn we geneigd om deze (semi-)
linguïstische beschrijvingen van spellingcategorieën tot psychologische
werkelijkheid te verheffen. Onze spellingleergangen bevatten dan ook een
veelheid aan quasiregels die wel geschikt zijn om de spelling te beschrijven,
maar die in het spontane schrijven niet werkelijk gebruikt worden door de
taalgebruiker. Dit komt doordat ze te gecompliceerd zijn en het werkgeheugen te
veel belasten (Daems, 2006; Smits, 1999). Kennis van spellingregels is geen voorwaarde voor het kunnen spellen van de zogenoemde ‘regelspellingen’ (Hilte& Reitsma, 2011). Als taalgebruikers niet weten hoe ze een woord moeten
spellen, zullen ze slechts uiterst zelden een regel gebruiken (Daems, 2006).
Eerder zullen ze een fonologische- of analogie strategie gebruiken. Als
taalgebruikers wel weten hoe ze een woord moeten spellen gebruiken ze geen van
de genoemde strategieën. Het te spellen woord wordt direct en correct uit het
geheugen opgehaald. In het werkgeheugen is op deze manier ruimte beschikbaar
voor de inhoudelijke kanten van het schriftelijk taalgebruik.
Uit onderzoek was eerder al gebleken dat leerlingen met
spellingproblemen moeite hebben met het toepassen van spellingregels (Bos &Reitsma, 2003). In aansluiting daarop bleek dat het aanleren van
deze regels geen winst oplevert voor de spellingvaardigheid van zwakke spellers
en dyslectici (Bos, 2004; Hilte & Reitsma, 2011). Remedial teachers blijken
het aanleren van regels echter toch belangrijk te vinden, ook als leerlingen
duidelijk toepassingsproblemen hebben (Bos & Reitsma, 2003). Zij zijn kennelijk
eerder geneigd om aan te sluiten bij de zwakke punten van leerlingen, dan om te
profiteren van de sterke.
Hoe dan wel spelling
oefenen voor leerlingen met spellingproblemen?
Bos (2004) concludeert in haar proefschrift dat het oefenen
van spelling met de computer de meest effectieve manier is om de spelling van spellingzwakke leerlingen te
verbeteren. Daarbij wordt eerst het hele woord getoond en uitgesproken door de computer. De
leerling memoriseert het woord en het woord verdwijnt waarna de leerling het
woord typt.
Daarnaast zijn de volgende principes belangrijk voor
spellingonderwijs en spellinghulp aan spellingzwakke leerlingen:
- Oefen met de computer kleine woordpakketten van ongeveer 10 woorden, het kan zinvol zijn om deze woorden in korte betekenisvolle (waar mogelijk definiërende) zinnen/ zinsdelen te verwerken en die te oefenen. Op deze wijze worden ook semantische aspecten geactiveerd tijdens het oefenen. De activatie van semantische aspecten bevordert het lange termijn behoud van de kennis (Daems, 2005; Hilte & Reitsma, 2011). Op deze wijze wordt overigens met meer dan 10 woorden geoefend. Het is belangrijk om dit te verminderen als dat nodig is voor een leerling.
- Kies het niveau waarop geoefend wordt wat hoger dan het huidige niveau (ongeveer een half jaar boven het geconstateerde niveau).
- Oefen in één woordpakket met meerdere, niet verwarbare spellingcategorieën
- Bos (2003) benadrukt sterk de effectiviteit van de actieve verwerking van woorden via typen. Voor zeer zwakke leerlingen kan het daarnaast ook nog van belang zijn om de woorden zelf uit te spreken voordat ze getypt worden. De woorden worden eerst uitgesproken door de computer, de leerling zegt ze na en typt ze daarna.
- Kies in de woordpakketten voor woorden die frequent voorkomen in de geschreven taal van de leerlingen, dit verhoogt de kans op lange termijn behoud van de kennis
- Geef minstens één keer per week een motiverende authentieke schrijfopdracht zodat leerlingen hun spellingkennis gebruiken. Benadruk het belang van redigeren en geef de leerlingen daartoe de gelegenheid. Spellingzwakke kinderen maken gebruik van de tekstverwerker voor directe feedback. Gebruik binnen de tekstverwerker bij voorkeur ook een tekst naar spraakprogramma met een goede woordvoorspeller (bijvoorbeeld Sprint plus). Het tekst naar spraakprogramma geeft feedback door het geschrevene uit te spreken en de woordvoorspeller verhoogt het repertoire aan woorden dat de leerling tot zijn beschikking heeft en vermindert de neiging tot het vermijden van moeilijke woorden.
- Om het spellingbewustzijn en het verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van spelling te vergroten, is het goed om leerlingen elkaars werk te laten nakijken met behulp van hulpmiddelen (bijvoorbeeld de spellingcontrole van de tekstverwerker en http://woordenlijst.org ). Het nakijken van het eigen werk is vaak te moeilijk.
- Spellingkennis vervalt snel, gespreide herhaling over langere tijd (weken, maanden) is van groot belang.