Aan deze blog heeft ook dr. Floor van Renssen
meegewerkt. Zij is literatuurwetenschapper en onderzoeker/docent bij de
afdeling educatie van Windesheim. Haar speciale aandachtsgebied is
literatuuronderwijs.
Het taalonderwijs in Nederlands behoeft herziening. Een paar redenen: Nederlandse leerlingen houden in vergelijking tot hun leeftijdgenoten in andere landen niet van lezen. Onze scores op het gebied van begrijpend lezen stijgen in vergelijking met internationale prestaties te weinig (zie ook het rapport De Staat van het Onderwijs). We besteden bovendien weinig tijd aan lezen en laaggeletterdheid kost de samenleving veel geld.
In Nederland wordt dan ook hard gewerkt aan het taalcurriculum van
de toekomst en aan de curricula van andere vakken. De ambities voor deze curriculumherziening
zijn:
· -Aansluiten
bij wat leerlingen nodig hebben om uit te groeien tot evenwichtige en
economische zelfstandige volwassenen
· -Samenhang
in de onderwijsinhoud bevorderen
· -Zorgen
voor doorlopende leerlijnen: een soepele overgang van de voorschoolse periode
naar het primair onderwijs, van primair naar voortgezet onderwijs en van
voortgezet onderwijs naar vervolgonderwijs
· -Overladenheid
in het onderwijsprogramma terugdringen
· -Duidelijkheid
bieden aan scholen: wat moeten alle leerlingen leren en hoeveel ruimte is er
over voor eigen invulling?
· -Een
betere balans brengen in de hoofddoelen van het onderwijs
Op curriculum.nu zijn
de eerste resultaten te lezen van de groep leraren die zich bezighoudt met het
formuleren van een visie op taalonderwijs in opdracht van het Ministerie van
Onderwijs. En ook de Meesterschapsteams Nederlands zijn druk doende een
toekomstgerichte visie op het vak Nederlands te ontwerpen. In hun
teksten is veel moois te lezen:
Het leergebied Nederlands helpt leerlingen actieve en goed
geïnformeerde burgers te worden die met zelfvertrouwen de wereld tegemoet
treden, ethische afwegingen maken en hun verantwoordelijkheid nemen en blijven
nemen. Het leergebied Nederlands draagt bij aan de bevordering van gelijke
kansen voor alle leerlingen, omdat het leerlingen in staat stelt hun
taalvaardigheid te ontwikkelen en Ze (leerlingen) ontdekken de kracht, waarde en
schoonheid van taaluitingen, ze leren ethische afwegingen te maken en te
reflecteren op zichzelf, de ander en de wereld om hen heen. (Curriculum.nu).
Toch blijkt het ook moeilijk om afstand te nemen van de eigen
onderwijssituatie en het eigen onderwijsverleden. Vooral het aanbrengen
van samenhang is ingewikkeld. Zo wordt voor ieder vak afzonderlijk (ook voor
het vak digitale geletterdheid!) een toekomstgerichte visie ontwikkeld en
blijft het taalcurriculum een optelsom van verschillende
vaardigheden. Hopelijk lukt het om al die afzonderlijke visies straks
bij elkaar te brengen. Dat zou pas echt vernieuwend zijn.
In ieder geval willen wij niet achterblijven en presenteren we
hier onze eigen visie op het taalcurriculum van de toekomst. We voelen ons
daarbij geïnspireerd door onderwijsdenkers als Richhart, Didau en Rose, door Hirsch, Gibbons, Willingham, Guthrie, Krashen, Gee, Rosenblatt en vele anderen. Bovendien
hebben onze studenten aan de leerroute Expert taal/dyslexie van de Master
Educational Needs en de lerarenopleidingen Nederlands en Engels op
Windesheim gezorgd voor veel inspiratie. Ook de scholen waar we het leestraject
LIST en het Denk!-traject (begrijpend lezen) uitvoeren en docenten die meedoen
aan taaltrajecten in het mbo waren steeds opnieuw inspirerend. Zonder dat ze
het wisten, hebben ze aan deze visie meegewerkt.
Onze visie bestaat uit drie delen: bouwen aan een taalbasis
(1), denken over inhouden (2) en denken over bouwstenen van taal, tekst en beeld (3). De drie elementen hangen
intensief samen en kennen bovendien een volgordelijkheid. Dat wordt
in de figuur hieronder weergegeven.
De door ons ontwikkelde visie heeft een aantal
uitgangspunten. Zo richten we ons op gelijke kansen voor alle leerlingen. Het
onderwijs dat we hier beschrijven, is namelijk in alle vormen van onderwijs
toepasbaar (po, vo, mbo, hbo). Bovendien staan intensief lezen, schrijven,
spreken en denken centraal. Daarnaast worden teksten en opdrachten voor
zwakkere leerlingen niet verarmd door ze te vereenvoudigen, maar worden
deze leerlingen volop ondersteund (scaffolding). We integreren hogere
denkvaardigheden en technologie/digitale geletterdheid op een
vanzelfsprekende manier. Hieronder lichten we de drie elementen toe.
Bouwen aan een taalbasis
Het bouwen aan een taalbasis is een grotendeels onbewust proces
dat wordt gefaciliteerd door het tot stand brengen van routines voor het lezen
van rijke teksten en door het bouwen van schrijfroutines. Dit geldt voor alle
vormen van onderwijs.
Bij lezen gaat het in de eerste plaats om frequent vrij
lezen in zelfgekozen boeken. Immers, door te lezen breng je tijd door
in betekenisvolle contexten die faciliterend zijn voor het ontwikkelen van
woordenschat en leesvaardigheid. Het gaat daarbij om rijke teksten. Dat kunnen
literaire teksten zijn: teksten waarin leerlingen worden geïnspireerd uit
hun comfortzone te komen en zich op een nieuwe manier te verhouden tot zichzelf
en de wereld om hen heen. Maar het kan ook gaan om avonturenverhalen,
levensverhalen, verhalende non-fictie- boeken over boeiende
onderwerpen, poëzie of actuele krantenberichten en rijke teksten
uit tijdschriften en van internet.
Contexten worden nog rijker wanneer
leerlingen lezen over langer durende (minimaal zes weken)
interessante multiperspectivische thema's als vriendschap, macht of over
grenzen. Thema's kunnen ook aansluiten bij vakken waarover op dat moment
wordt lesgegeven. De gemeenschappelijke kennisbasis die in een thema wordt
opgebouwd vormt het fundament voor het lezen van moeilijke teksten over dat
thema. Dit leren lezen van moeilijke teksten gebeurt in interactie en waar
nodig met scaffolding van de leraar. Daar wordt waar het mogelijk is
technologie bij gebruikt. Om thema's te faciliteren en te verlevendigen
wordt van live-activiteiten als excursies of het uitnodigen van
deskundigen gebruik gemaakt. Daarnaast worden ook filmpjes, sites, virtual
en augmented reality en andere technologische toepassingen ingezet.
Zo kan een aanvankelijk moeilijke tekst toch begrijpelijk worden.
Bij schrijven gaat het om frequent -liefst dagelijks-
schrijven van teksten, bijvoorbeeld in de vorm van free-writing opdrachten. Het
is niet de bedoeling dat enkel de opdrachten die in toetsen worden gevraagd,
worden geoefend. Ook schrijven kan het best worden verbonden met thema's, omdat
leerlingen binnen die thema's taal verwerven die zij weer kunnen inzetten bij
het construeren van teksten. Taalzwakke leerlingen krijgen ondersteuning door
middel van scaffolding met tekst naar spraak-software en voorleessoftware.
Denken over inhouden
Bouwen aan de taalbasis betekent dus dat rijke neurale netwerken
ontstaan onder invloed van een rijk taalaanbod en een actieve en interactieve
omgang met dat taalaanbod. Door te lezen -of in het geval van jonge kinderen te
worden voorgelezen- en routine te ontwikkelen in het schrijven van
teksten komt taal beschikbaar waarmee leerlingen over een thema
kunnen denken. Dat geldt ook voor leerlingen die deze taal niet van huis uit
hebben meegekregen. De resulterende rijke gemeenschappelijke taalbasis vormt
het uitgangspunt voor het denken van leerlingen.
Denken wordt gefaciliteerd doordat leerlingen geraakt worden door een tekst (esthetic stance) (Rosenblatt, 1997). Dat kan zijn omdat een tekst persoonlijke zeggingskracht voor hen heeft, bijvoorbeeld omdat ze zich in personages herkennen of juist empathie voelen voor personages die misschien een heel ander leven leiden dan zijzelf. Of omdat ze zich geraakt voelen door het taalgebruik. Het kan ook zijn dat ze geraakt worden doordat ze zich interesseren voor het onderwerp van een tekst en daar meer over willen weten. Die persoonlijke beleving, waarin hun lees- en levenservaring op allerlei manieren samenkomt, nemen ze mee als ze over teksten en thema's in gesprek gaan. Ze kunnen vorm geven aan die geraaktheid als ze aan de slag gaan met betekenisvolle schrijfopdrachten of met boeiende ontwerpopdrachten. Daarbij zetten ze hun beeldende, theatrale of muzikale talenten in. Niet alleen hun cognitieve vaardigheden, maar ook al hun andere zintuigen kunnen zo een rol spelen bij de taalontwikkeling. Steeds opnieuw is daarbij aandacht voor het voelen en ervaren van taal, de verbeelding en het kritisch denken van leerlingen, het leren samenleven met anderen en de manier waarop ze zich verhouden tot de (digitale) wereld. Zo ontwikkelen ze breed verbonden kennis over een thema en daarmee hun taal, denkvermogen en expressie. Technologie wordt ingezet om leerprocessen en producten van leren zichtbaar te maken (op foto's, in films, in digitale portfolio's etc.) en die te delen met elkaar en met thuis. Zo worden formeel en informeel leren op een aantrekkelijke en uitdagende manier met elkaar verbonden.
Denken over bouwstenen van taal, tekst en beeld
Denken wordt gefaciliteerd doordat leerlingen geraakt worden door een tekst (esthetic stance) (Rosenblatt, 1997). Dat kan zijn omdat een tekst persoonlijke zeggingskracht voor hen heeft, bijvoorbeeld omdat ze zich in personages herkennen of juist empathie voelen voor personages die misschien een heel ander leven leiden dan zijzelf. Of omdat ze zich geraakt voelen door het taalgebruik. Het kan ook zijn dat ze geraakt worden doordat ze zich interesseren voor het onderwerp van een tekst en daar meer over willen weten. Die persoonlijke beleving, waarin hun lees- en levenservaring op allerlei manieren samenkomt, nemen ze mee als ze over teksten en thema's in gesprek gaan. Ze kunnen vorm geven aan die geraaktheid als ze aan de slag gaan met betekenisvolle schrijfopdrachten of met boeiende ontwerpopdrachten. Daarbij zetten ze hun beeldende, theatrale of muzikale talenten in. Niet alleen hun cognitieve vaardigheden, maar ook al hun andere zintuigen kunnen zo een rol spelen bij de taalontwikkeling. Steeds opnieuw is daarbij aandacht voor het voelen en ervaren van taal, de verbeelding en het kritisch denken van leerlingen, het leren samenleven met anderen en de manier waarop ze zich verhouden tot de (digitale) wereld. Zo ontwikkelen ze breed verbonden kennis over een thema en daarmee hun taal, denkvermogen en expressie. Technologie wordt ingezet om leerprocessen en producten van leren zichtbaar te maken (op foto's, in films, in digitale portfolio's etc.) en die te delen met elkaar en met thuis. Zo worden formeel en informeel leren op een aantrekkelijke en uitdagende manier met elkaar verbonden.
Denken over bouwstenen van taal, tekst en beeld
Vanuit de betekenisvolle inhouden waarover gelezen, geschreven en
gedacht is, wordt met regelmaat ingezoomd op taalonderwerpen die zich binnen
thema's en teksten voordoen. Het gaat hier om onderwerpen die betrekking
hebben op taal, taalgebruik, literatuur en digitale geletterdheid. Aandacht
voor een dergelijk onderwerp staat nooit op zichzelf, maar vindt altijd plaats
vanuit de contexten waarin gewerkt wordt (Gibbons, 2015). Ook het denken over bouwstenen van taal vergt immers het vormen van rijke neurale netwerken. Deze
netwerken maken leerprocessen duurzaam en verhogen de kans op transfer naar
andere situaties. Geïsoleerd oefenen in werkboekjes of met oefensoftware, zou
sterk beperkt moeten worden en altijd vergezeld moeten gaan van betekenisvolle
en contextrijke oefening.
Het taalcurriulum van de toekomst
Onze mening samengevat: een toekomstgericht
taalcurriculum bestrijdt kansenongelijkheid, is niet gericht op het
oefenen van deelonderwerpen, maar wil vanuit een betekenisvol rijk taalaanbod
alle leerlingen een rijke taalbasis meegeven. Het heeft expliciet aandacht voor
het bouwen van routines voor lezen en het schrijven van teksten. Vanuit die
routines zullen leerlingen plezier beleven aan het ontdekken van de wereld met
en door taal. Taal laten leven kan de sleutel zijn tot het taalonderwijs van de
toekomst.